Legionella vermijden: tips bij het ontwerp om hoge legionellawaarden te vermijden
6 minuten leestijd
Hoe kunnen huistechnische drinkwaterinstallaties beschermd worden tegen een kritieke legionellabesmetting? Welke oplossingen bestaan er voor een efficiënte werking en voor het behoud van de drinkwaterkwaliteit? Dr. Peter Arens, hygiënisch expert bij SCHELL, en Markus Mohr, handelsvertegenwoordiger voor ontwerpers en installateurs, geven in het interview tips waarmee ontwerpers inzake drinkwaterhygiëne rekening moeten houden.
Aan welke eisen moet voldaan worden voor een reglementair gebruik van de drinkwaterinstallatie?
Dr. Peter Arens: De belangrijkste eis is gebaseerd op § 17 van de drinkwaterverordening: exploitanten moeten bij alle aftappunten zorgen voor een regelmatige waterverversing, met name zo veel mogelijk door gebruik. Bij gebruiksonderbrekingen van meer dan 72 uur moet de waterverversing ofwel manueel, ofwel automatisch gebeuren om zo het behoud van de drinkwaterkwaliteit te garanderen. Twee andere voorwaarden voor smetteloos drinkwater zijn: het koude drinkwater mag niet permanent meer dan 25 °C zijn (PWC ≤ 25°C) en het warme drinkwater moet minstens 55 °C zijn (PWH ≥ 55°C).
Waarmee moet bij de planning rekening gehouden worden voor een zo veilig mogelijke drinkwaterinstallatie?
Dr. Peter Arens: Al bij de planning en montage moeten drinkwaterinstallaties volgens VDI 6023 blad 1 ontworpen worden met een zo beperkt mogelijke waterinhoud, m.a.w. zo ‘slank’ mogelijk. Enkel op die manier is bij de latere werking een frequente waterverversing via alle aftappunten zonder bijkomende maatregelen gegarandeerd. Aangezien om hygiënische redenen waterverversing sowieso voor alle aftappunten in de regelgeving vastgelegd is, adviseer ik weer meer gebruik te maken van installatie met T-stukken en zo weinig mogelijk aftappunten te voorzien. Dat zorgt voor beduidend minder investeringskosten. Om energetische redenen moeten ringinstallaties daarenboven in vraag gesteld worden. In vergelijking met installaties met T-stukken en serie-installaties hebben deze een dubbel zo groot oppervlak, waardoor vermijdbaar circulatiewarmteverlies ontstaat en tegelijk het koud water tot een kritiek punt wordt verwarmd. Het gevolg hiervan zijn vaak spoelwaterhoeveelheden, die niet meer bij deze tijdsgeest passen. De doelstellingen zijn bijgevolg: een zo klein mogelijke waterinhoud voor een grote waterverversing bij normaal gebruik en om energetische en hygiënische redenen zo klein mogelijke oppervlakken. Zo gaan drinkwaterhygiëne, energie- en waterbesparing van meet af aan hand in hand – ook bij stagnatiespoelingen tijdens gebruiksonderbrekingen.
Met welke maatregelen kan de exploitant het behoud van de drinkwaterkwaliteit garanderen?
Dr. Peter Arens: Ideaal zijn afzonderlijke kokers voor leidingen met warm en koud water – overduidelijk een taak voor de architect, waar de opdrachtgever echter helaas nog veel te weinig aandacht aan besteedt, omdat hij op dat moment nog niet aan de werkingskosten denkt. Het is echter de enige manier om ook op hete zomerdagen zonder actieve afkoelmaatregelen de vereiste maximale 25 °C in koudwaterleidingen te behouden. Een vroegtijdige dialoog tussen opdrachtgever en ontwerper is ook zinvol, zodat de ontwerper weet in welke delen van het gebouw hij met gebruiksonderbrekingen rekening moet houden. De ontwerper kan dan meteen spoelplannen opstellen en in het bedrijfslogboek noteren. Bij de keuze voor bepaalde producten moeten de werkingskosten meteen in aanmerking genomen worden. In dat opzicht zijn automatische spoelingen veel efficiënter dan handmatige, waardoor de hogere aankoopkosten zich snel terugverdienen.
Markus Mohr: Helaas worden deze eigenlijk noodzakelijke en zinvolle ingrepen, zoals vereist in VDI 6023, in de praktijk veel te weinig toegepast. Ik heb herhaaldelijk meegemaakt dat een gebouw werd gepland en uitgevoerd, maar het latere gebruik niet of niet meer overeenkwam met het ontwerp.
Op welk vlak ontbreekt het exploitanten vooral aan informatie?
Markus Mohr: Inzake drinkwaterhygiëne merk ik bij alle betrokkenen in principe een groot bewustzijn. De technische regelgeving voorziet echter louter een kader voor de toepassing en beschrijft de doelstellingen. Hoe die bereikt worden, valt grotendeels onder de verantwoordelijkheid van de betrokkenen. Daarom stel ik steeds opnieuw een kloof vast tussen geldende normen en een adequate, zinvolle toepassing. Daarenboven hebben heel wat exploitanten aanvankelijk enkel oog voor de investeringskosten en kiezen ze daarom niet voor elektronische kranen, die watermanagement mogelijk maken. Vaak zijn ze niet op de hoogte van de mogelijkheid om door elektronisch geregelde kranen water te besparen – tot 70% in vergelijking met gewone eengreepsmengkranen – en toch de drinkwaterkwaliteit te behouden. Dat wreekt zich later, als door manueel spoelen de werkingskosten hoog oplopen – permanent, terwijl hogere investeringskosten in een watermanagementsysteem dat automatische stagnatiespoelingen mogelijk maakt, slechts eenmaal betaald moeten worden en snel de moeite lonen. Tijdens de werking hebben dikwijls verkeerd begrepen concepten inzake energie- en waterbesparing een negatieve invloed op de drinkwaterkwaliteit. Zo wordt de temperatuur voor warm drinkwater vaak verlaagd en vinden te kleine spoelhoeveelheden plaats na een te lange periode. Door manueel te spoelen, bereikt men vaak niet het vereiste debiet, omdat er te weinig medewerkers zijn die het nodige aantal kranen gelijktijdig kunnen openen.
Hoe slaagt u erin het thema drinkwaterhygiëne uit te leggen?
Markus Mohr: Door nauw contact en advies probeer ik al in de ontwerpfase de koudwatervrees voor een watermanagementsysteem weg te nemen. Ik toon hoe automatisch spoelen met het watermanagementsysteem SWS van SCHELL via elk aftappunt, zoals vereist in VDI 6023, werkt. Ik wijs erop hoe elektronisch gestuurde kranen een zuinige en hygiënische werking van de drinkwaterinstallatie mogelijk maken. Later, op de bouwplaats, bied ik ondersteuning met nuttige tips. Tot slot neemt een collega ter plaatse samen met de klant het watermanagementsysteem in werking.
Welke fouten veroorzaken volgens u in de praktijk vaak een kritieke vermenigvuldiging van legionella?
Markus Mohr: Er zijn talrijke oorzaken. Vaak gaat het om kleine fouten, zoals een kraan in de poetsruimte, die niet meer manueel gespoeld wordt omdat iemand de schoonmaakwagen ervoor gezet heeft, of een ongebruikte douche in de kleedkamer van een medewerker, omdat deze drie weken vakantie heeft. Ik denk ook aan een wastafelkraan in een klaslokaal, die in de vakantie niet gebruikt wordt. Stagnatie door ongebruikte aftappunten en te weinig waterverversing – dus geen ‘reglementair gebruik’ – evenals kritieke temperaturen zijn de belangrijkste oorzaken voor een gevaarlijke vermenigvuldiging van legionella.
Dr. Peter Arens: Door temperatuursensoren kan de facility manager al vroeg van op afstand afwijkingen vaststellen bij de gewenste temperatuur voor warm en koud drinkwater. Zo kan hij altijd tijdig proactief ingrijpen. Dankzij een waterveiligheidsplan, zoals de Duitse federale dienst voor milieu (UBA) al in 2020 voorgesteld heeft, moet in de toekomst louter reactief optreden tegen legionella vervangen worden door preventieve handelingen. Dat beschermt de gebruiker en behoedt de exploitant voor de hoge kosten van een risicoanalyse, die enorm tijdrovend is aangezien voor de hele installatie de naleving van de algemeen erkende regels van de techniek gecontroleerd wordt.
Om de drinkwaterkwaliteit te behouden, worden vaak spoelstations ingezet. Wat vindt u daarvan?
Dr. Peter Arens: Naar mijn mening zijn spoelstations momenteel overbodig, aangezien sowieso via elk aftappunt waterverversing moet plaatsvinden en bijgevolg installaties met T-stukken en in uitzonderlijke gevallen serieleidingen de voorkeur genieten. Bovendien zijn spoelstations aanzienlijk duurder dan een of twee kranen met een vergelijkbare capaciteit en hebben ze daarenboven een water- en afvalwateraansluiting nodig, die vermeden kan worden. De bespaarde kosten voor de investering en installatie kunnen gebruikt worden voor een watermanagementsysteem, waarmee vervolgens de werkingskosten permanent beperkt worden.
Markus Mohr: Bij spoelstations moeten alle aansluitingen een lus maken. Daardoor worden het leidingnet en het buisoppervlak onnodig veel groter. Dat verhoogt niet alleen de kosten voor materiaal en montage, maar ook het spoelvolume. Spoelen bij het laatste aftappunt, zoals de sowieso aanwezige kraan of het spoelreservoir MONTUS Flow, centraal geregeld via het SCHELL-watermanagementsysteem SWS, maakt een slanke installatie mogelijk met een systeem voor alle aftappunten. De facility manager werkt dus met één systeem, dat hij door een door kent. Hij heeft geen instelapparatuur nodig en alle belangrijke parameters zijn overzichtelijk beschikbaar op een interface.
Welke tips zou u tot slot aan ontwerpers geven voor de planning van een veilige drinkwaterinstallatie?
Dr. Peter Arens: Van meet af aan moet de ontwerper in contact staan met de investeerder. Het bijzonder bestek volgens VDI 3810 blad 2/VDI 6023 blad 3 is een geschikt instrument om het gesprek te structureren, om meer te weten te komen over de gewenste uitvoering en mogelijke gebruiksonderbrekingen. Op basis daarvan kan hij een offerte indienen. Die omvat de spoelplannen, maar evenzeer de plaatsing van punten voor monstername – zoals bepaald in de drinkwaterverordening, waarvan heel wat exploitanten echter niet op de hoogte zijn. De offerte bevat dus niet alleen een functionele drinkwaterinstallatie, maar ook essentiële instructies voor een hygiënische werking.
Markus Mohr: Dat kan ik alleen bevestigen: de permanente werkingskosten moeten absoluut in de offerte opgenomen worden, zodat een drinkwaterinstallatie volgens de hygiënische vereisten, efficiënt en voordelig gebruikt kan worden.